Door: Rachid Benhammou
Ik heb afgesproken met Anna-Maria voor de speeltuin op het Afrikaanderplein. Ze heeft een roze bril op. En zodra ze, op hoog tempo, begint te praten wordt duidelijk dat die bril haar op het lijf geschreven is. In 2015 is ze Het Gelukshuis begonnen waar ze mensen uit de wijk leerde hun eigen geluk te vergroten. Ze heeft daarmee letterlijk sporen achter gelaten in de wijk, want op de gevel van de speeltuin staat de winnende dichtregel van een door haar georganiseerde dichtwedstrijd. Ze leest ‘m voor en schiet even vol:
Geluk is je lot,
geluk is de sterren en maan,
geluk is ook als de zon schijnt op je raam.
(Nina Zimmerman (12 jaar)
De Speeltuin
De speeltuin is niet alleen een plek die ze vanuit haar werk kent. Als klein meisje kwam ze hier al spelen en dat was spannend want het was een plek waar ze zonder haar ouders naar toe mocht. Ik vraag haar of de speeltuin veranderd is. “Vroeger was veiligheid een issue door alle vrijwilligers die pleisters plakten, maar je kon nog wel over de kop met de schommel. Nu zijn er veel minder vrijwilligers, maar wel valdempende ondergronden.” Ze moet lachen en zegt dat ze verbaasd is dat ze nu over veiligheid begint. Ze is daar normaal nooit mee bezig en heeft niet het idee gehad dat het onveilig was. Maar dat heeft ze sowieso bij de hele buurt.
Ik begrijp na een paar minuten wandelen en praten al een beetje waarom. Iedereen lijkt Anna-Maria te kennen. Ze wordt steeds gegroet door mensen die voorbij lopen. Misschien heeft het iets te maken met dat we ondertussen naar de ingang van verzamelgebouw ’t Klooster zijn gelopen, dat schuin tegenover de speeltuin staat. Anna-Maria had hier vroeger een kantoortje, omdat ze niet meer als een ‘geluksnomade’, zoals zij het noemt, door de wijk wilde trekken met al haar spullen. Vanuit ’t Klooster en later vanuit andere panden in de wijk is ze steeds op zoek (geweest) naar hoe het leven hier beter te maken voor zoveel mogelijk mensen. Soms door cursussen geluk te geven, maar ook door bijvoorbeeld computerlessen te geven aan oudere Marokkaanse mannen. “Die waren vaak analfabeet en ‘praatten’ via MSN in plaatjes. Ze stuurden een plaatje van een schaap en kregen twee schapen terug.
“Ze hebben de mensen hier eerst een paar vissen gegeven en toen de hengel de wijk in geflikkerd. En niemand heeft ze leren vissen.”
Terwijl we verder wandelen naar de Brede Hilledijk vertelt ze hoe ze is begonnen als opbouwwerker, totdat ze dus sociaal ondernemer werd. Het grote verschil met toen ze begon vindt ze het gevoel dat vroeger de ‘sky the limit’ was. Er waren buurthuizen, fijne hangplekken, opbouwwerkers. Nu is er bijvoorbeeld niks voor kinderen en jongeren. Ook dat gaat wel weer veranderen, denkt ze. “Het is een soort golfbeweging. Strenger straffen en dan weer buurthuizen oprichten. Nu ligt de nadruk heel erg op veiligheid. Maar je moet investeren in talenten en in het opbouwen van een band met mensen in het gebied. Die participatiemaatschappij is een mooi idee, maar ik denk vaak aan de uitspraak van Lao-tse. ‘Geef een mens een vis en hij heeft eten voor één dag, leer hem vissen en hij heeft eten voor heel zijn leven.’ Ze hebben de mensen hier eerst een paar vissen gegeven en toen de hengel de wijk in geflikkerd. En niemand heeft ze leren vissen.”
De dijk
Ineens stopt ze bovenop de Brede Hilledijk, waar we ondertussen lopen, en wijst naar de overkant. “Kijk, daar woonde ik toen ik klein was. Eerst op nummer 53 en daarna op 55. Toen reed hier nog een trein voor de haven. Voor ons huis stond de wissel. Die zetten we vaak om in de hoop dat een trein gigantisch zou ontsporen, maar de man van de locomotief zag het altijd.” De trein is weg, maar de wissel staat er nog steeds en op de hoek van de dijk en de Laan op Zuid. Als ik vraag of er geen hekken langs het spoor stonden lacht ze vrolijk. “Gelukkig niet, want anders moest ik elke dag omlopen. Nu kon ik zo het spoor en de dijk over naar school.” De school was de belangrijkste reden om de dijk over te gaan. Voor de rest kwam ze niet zo vaak aan de andere kant. “Hoe een buurt gebouwd wordt bepaalt hoe mensen zich er bewegen en die dijk was toch een fysieke grens.”
“Ik ben voor een gemengde buurt, maar denk dat dat niet zo snel moet als het nu gaat.”
Haar voorliefde voor mensen kreeg ze van haar vader. Die had een café, restaurant en pension. In haar verhalen is hij even uitbundig als zij. Misschien zelfs nog iets meer, aangezien hij met Oud en Nieuw met een antiek pistool in de lucht stond te schieten. Tegelijkertijd lijkt zij het strenge van haar vader helemaal niet te hebben. Hij hield zijn dochter altijd vanuit het keukenraam nauwlettend in de gaten. “Ik berekende de zichtlijnen die hij vanuit dat raam had en dan ging ik daar net buiten spelen. Of ik bouwde een tentje en dan moesten andere kinderen betalen om te zien hoe ik in dat tentje mijn knalrode buurjongetje een kusje gaf.”
Bijna veertig jaar later woont ze letterlijk tweehonderd meter verderop aan de andere kant van de dijk. Boven haar moeder. Terwijl we langs het huis lopen zegt ze: “Ik dacht dat het maar voor een jaartje zou zijn, maar ik zit er nog steeds.” Ze noemt het een wonder dat ze nog in de wijk woont. Ze was te hoog opgeleid en kwam niet in aanmerking voor de voornamelijk sociale huurwoningen in deze achterstandswijk. “Hier bij het metrostation liepen de dealers en de gebruikers. Ik heb nooit last van hen gehad. Omdat ik ze elke dag zag waren zij ook vaste bewoners.” Toen haar ouderlijk huis werd gesloopt moest de woningbouwvereniging iets met de familie Carbonaro en kregen ze dit huis. Het staat net om de hoek bij een bruin café en de wat meer hippe koffiezaak Pretoria. “Mijn moeder zit vaak in het café en ik in Pretoria. Dat geeft ook een beetje aan welke scheiding er door de wijk loopt. Er worden steeds meer koopwoningen bijgebouwd, dus er komen andere mensen. En soms geeft dat de mensen hier het idee dat ze op moeten rotten om plaats maken. Ik ben voor een gemengde buurt, maar denk dat dat niet zo snel moet als het nu gaat. Want mensen missen het sociale van vroeger. Iedereen wordt wat meer op zichzelf en dat gevoel van openheid wil ik ook niet veranderd zien.”
Pretoria
Voor de deur van Pretoria is de laatste plek die Anna-Maria wil laten zien op onze wandeling. De koffiezaak staat symbool voor hoe de wijk verandert. “Vroeger zat er hier een achenebbisj rijtje winkels. Ik geloof wel drie belwinkels. Nu wordt het steeds gemengder. Niet in het publiek dat hier koffie drinkt, want de oude bewoners komen niet binnen. Mijn moeder ook niet. Ja, die schreeuwt soms in de deuropening dat ik boodschappen moet doen.” Ze vindt dit soort nieuwe plekken belangrijk voor een nieuwe energie in de wijk. Vroeger noemden mensen het een achterstandswijk, een krachtwijk, een prachtwijk. Het werd afgeschilderd als de ghetto. Zij vindt dat niet waar, want het is fantastisch om hier te wonen en te werken.
“Ik ga hier pas weg tussen een aantal plankjes.”
“Waar je je aandacht op richt, dat groeit. Vaak ligt de focus op de slechte kanten, maar je moet alle twee de verhalen vertellen. Ja, er is bijvoorbeeld veel huiselijk geweld achter de voordeur, maar je hoeft je kogelvrije vest niet aan. Je hebt hier de hele wereld in een wijk en dat is zo’n verrijking.” Als je Anna-Maria zoekt is er grote kans dat ze in Pretoria zit te werken of met iemand te praten. Haar zoektocht is hoe de oude en de nieuwe wijk met elkaar te verbinden en zo gelukkig mogelijk te maken, want een paar dingen zijn zeker voor haar. “Je gaat dood en alles verandert. Ik ga hier pas weg tussen een aantal plankjes en in de tussentijd ga ik niet bang zijn voor de verandering.”