Regisseur Floris van Delft begon zijn inleiding van de avond met de volgende woorden: “Met dit debat kan het zijn dat we onszelf aardig in de vingers snijden.” Waarom hij dit zei is omdat we voor onszelf ook willen we weten of we met het project ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’ op het goede pad zijn. Gaan we die impact, die we voor ogen hebben, voor elkaar krijgen? Zijn er zaken die we tot nu toe, of straks in de toekomst, helemaal niet goed aanpakken? En wat is ethisch verantwoord?
Nou, die vragen kregen we voor een groot deel beantwoord, tijdens ‘Het debat op Zuid: Is het kunst of doet het ook wat?’ Onder leiding van moderator Zoë Papaikonomou, gingen panelleden Karima El Bouchtaoui (Theater inclusief), Melody Deldjou Fard (raadslid), Dewi Reijs (Buddy Film Project) en Annemiek Dresen (NewBees), in debat over dit onderwerp.
Maar voor dat plaats vond, vertelde onze eigen Seeryz Jalbout, die verantwoordelijk is voor de werving van de spelersgroepen, over hoe zij dit project ervaart. “In het begin zag ik dit als een gewone baan. Een klus. Een project van anderen, waar ik mijn bijdrage aan mocht leveren. Maar toen ik bezig was met de selectiedagen, waarbij ik statushouders wierf voor de voorstelling, besefte ik dat ik steeds meer persoonlijk betrokken raakte. De verhalen van de spelersgroep én de verhalen die schrijver Rodaan Al Galidi in het boek beschrijft, brachten mij terug naar mijn tijd in de AZC’s. Ik besefte me dat ik niet meer zomaar aan een project werkte. Ik werk aan mijn eigen project.”
Toen het debat gaande was, kwam er al snel een opmerking uit het publiek, gericht aan Floris van Delft: “Jullie zeggen dat jullie met dit project de wereld van het AZC dichter bij de Nederlandse samenleving willen brengen. Maar het leven in een AZC staat helemaal niet zo ver van de Nederlandse samenleving. Sterker: het is óók een onderdeel van die samenleving.”
Toen het onderwerp taal ter sprake kwam, merkte je dat in de zaal, niet alleen professionals uit de kunst en cultuurwereld zaten, maar ook statushouders zelf. Dat de taal vaak een struikelblok is, dat wisten we. Maar uit eigen ervaringen uit de zaal, en die van panelleden zelf, bleek dat het verder gaat dan alleen een struikelblok. Dewi Reijs, van Buddy Film Project, wond zich op over iets wat ze zelf mee maakte: “Bij het maken van een film over Syriërs, vond men dat het taalgebruik van de Syrische acteurs niet goed genoeg was. Daarom namen ze in plaats van Syriërs, Hollandse of Marokkaanse acteurs aan die mét een accentje Syriërs moesten spelen.”
Dat taal gevoelig lag bij velen was wel duidelijk, want daar ging het heel lang over. En toen aan het eind van het debat, iemand uit het publiek, in het Engels aangaf dat hij het jammer vond dat dit debat in het Nederlands werd gehouden, en hij daardoor veel niet meekreeg, wisten we het. Ook dit is een leerproces. En we zullen de komende maanden nog vaker in onze vingers snijden. Maar dat mag. Want van elkaar leren is mooi. En je af en toe in je vingers snijden, daar ga je niet dood van.