Door: Rachid Benhammou
Fotografie: Mohammad Alzoabi
Het is een dagelijks terugkerend tafereel in de Afrikaanderwijk; Duimdropbeheerder Paul van der Lee, die klokslag 12.00 uur bij de deur van Sterrenschool de Globetrotter staat te wachten op ‘zijn’ overblijfkinderen. Elke dag haalt hij daar een groep kinderen op en loopt, samen met de kinderen, de 100 meter naar speeltuin Afrikaanderwijk. Daar kunnen de kinderen zich een half uur uitleven, zodat de leraren van de school in alle rust kunnen lunchen.
Het Duimdrop-project werd gestart met de achterliggende gedachte om pleinen weer veilig en gezellig te maken. De omgebouwde zeecontainer, waar kinderen speelgoed kunnen lenen, moest het plein weer terugveroveren en een veilige haven worden voor kinderen om te kunnen spelen. De medewerkers zijn een spil in de buurt en signaleren problemen, lossen die op of dienen als luisterend oor. Ouders en buurtbewoners komen er om elkaar te ontmoeten, een kop koffie te drinken of om elkaar te wijzen op zaken die in de buurt spelen.
SPEELTUIN AFRIKAANDERWIJK
Paul heeft het er maar druk mee in de speeltuin, die in 1949 is opgericht en waarvan de bouw in 1951 is begonnen. Ik dook de geschiedenisboeken in en kwam erachter dat de Duitsers in de oorlogsjaren de twee op het Afrikaanderplein aanwezige voetbalvelden (waar Feyenoord nog gespeeld heeft) schuilloopgraven en een bunker hadden gebouwd. Veel speelplekken had je in die tijd niet in de buitenruimte. Toen na de oorlog de loopgraven en de bunker verwijderd werden bleven kale plekken over, waar als het geregend had door de moddervorming er niet op te spelen was. Dit tot groot ongenoegen van de buurtbewoners, die tot actie overgegaan zijn. De oprichting van de speeltuin was een feit.
“De tussen schoolse opvang is belangrijk en de kinderen hebben dit wel nodig. Ze zijn de hele dag heel geconcentreerd bezig en dan is het wel goed om even je ei kwijt te kunnen, in een veilige omgeving. En het is gezond.”
Paul is al ruim tien jaar Duimdropbeheerder in de wijk en iedereen, van jong tot oud, kent hem en dat merken we tijdens de wandeling. Zowel kinderen, als volwassenen spreken hem voortdurend aan en steevast reageert hij met: “ik ben nu even bezig. Kom straks naar de container, dan praten we verder.”
“MAAR DAARNAAST IS HET GEWOON VOORAL EEN KWESTIE VAN FATSOEN OM NEDERLANDS TE PRATEN IN GEZELSCHAP. EN DAT MOET DE KINDJES GELEERD WORDEN. VROEGER WAS DIT MINDER AAN DE ORDE. WAAROM DAT NU WEL HET GEVAL IS, WEET IK NIET.”
“Waarom ik de samenwerking met de school en speeltuin zo belangrijk vind, is omdat we meer zijn dan beheerders van een speelgoedcontainer alleen. We bouwen ook een band op met de kinderen en signaleren problemen die zich voordoen in de wijk. Als we in de winter een kind zonder jas zien bijvoorbeeld, dan gaan allerlei belletjes rinkelen. Maar ook wanneer jochies van 12 iets doen wat niet door de beugel kan, trekken we aan de bel.”
Het Duimdropproject is voor mij persoonlijk niet onbekend. Lang geleden, in mijn tijd als kinderwerker, maakte ik de oprichting van het project mee. Ik was ook getuige van de meerwaarde van de Duimdropcontainers. De pleinen waren weer van de kinderen. De verhalen van Paul waren voor mij niet nieuw en ik merkte tijdens de wandeling dat ik een klein beetje heimwee kreeg naar vroeger. Maar ik merkte ook dat er veel veranderd is tussen nu en pakweg 27 jaar geleden. Bijvoorbeeld toen Paul vertelde over Turkse kinderen die onder elkaar Turks praten tijden de tussen schoolse opvang.
“Kijk, de speeltuin is een ontmoetingsplek voor jong en oud. En ik vind het gewoon superbelangrijk dat iedereen hier dezelfde taal spreekt. Als ik kinderen naast mij in een andere taal hoor spreken, dan zeg ik er wat van. Ik wil niet dat ik, of anderen, het idee hebben dat er bijvoorbeeld over me geroddeld wordt. Maar daarnaast is het gewoon vooral een kwestie van fatsoen om Nederlands te praten in gezelschap. En dat moet de kindjes geleerd worden. Vroeger was dit minder aan de orde. Waarom dat nu wel het geval is, weet ik niet.”
“MEESTER PAUL LOST ALLES OP!”
“Het leuke van de samenwerking met de speeltuin is dat de kinderen die hier in de speeltuin spelen, ik vanmiddag weer zie bij de Duimdropcontainer. Het enige verschil is dat je na schooltijd 30 cent moet betalen voor de speeltuin en Duimdrop is gratis. Ik merk dat het wel rustiger is in de speeltuin dan vroeger, vooral in de wintermaanden. Dat heeft de bekende oorzaken, zoals internet en games. Daarom is die tussen schoolse opvang ook zo belangrijk. Dan zijn ze toch dagelijks minimaal een half uur in de speeltuin met elkaar aan het spelen. Het liefst natuurlijk zonder ruzie.”
Nog voor hij die woorden heeft uitgesproken, ziet Paul uit zijn ooghoeken dat twee jongens met elkaar aan het rollebollen zijn op de grond. In een flits staat hij bij de vechtende kinderen en haalt ze uit elkaar met de woorden: “Goed, gaan jullie maar even met mij mee terug naar school.”
Nu Paul met de vechtersbazen naar de Globetrotter is teruggelopen en ik in mijn eentje een beetje verloren in het midden van de speeltuin sta, komen drie meiden naast me staan en roepen tegelijk: “Meester Paul lost alles op!”
STERRENSCHOOL DE GLOBETROTTER
Het is inmiddels half een en Paul is teruggekomen om de rest van de groep kinderen weer terug te brengen naar school. Op de vraag wat er met de twee vechtende jongens is gebeurd, antwoordt hij: “Die hebben nu een goed gesprek met hun juf.”
Wanneer alle kinderen weer op school zijn, zegt hij: “Straks, na schooltijd zie ik ze gelukkig weer bij de container.” We staan voor de deur van de school en ik vraag hem waarom het een Sterrenschool wordt genoemd. “Omdat ze veel sterren hebben! Nee, even serieus; omdat de school een centrale functie heeft in de wijk. Dus ze geven niet alleen les.”
“DOOR DE SLOOP EN RENOVATIE VAN HUIZEN, GAAN KINDEREN WEG EN KOMEN ER ANDERE KINDEREN VOOR IN DE PLAATS TERUG. DE SCHOOL IS EEN AFSPIEGELING VAN DE WIJK. VAN HOE DE WIJK ERUITZIET EN VAN HOE DE WIJK VERANDERT.”
De Globetrotter is een katholieke basisschool voor Daltononderwijs die op een unieke wijze vormgeeft aan de onderwijsvisie en aan onderwijs. Enig onderzoek leert mij dat een Sterrenschool een innovatief concept voor kinderopvang en primair onderwijs voor kinderen van nul tot twaalf jaar. De Sterrenschool is het hele jaar open, en dagelijks van zeven uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds. De school kent geen jaarklassensysteem. In plaats hiervan volgen kinderen individuele leerlijnen die op hun persoon zijn toegespitst. In het curriculum is veel aandacht voor taal, rekenen en lezen.
“Ik heb de school in de afgelopen jaren zich zien ontwikkelen maar ook zien veranderen. Zo is de school meer diverser geworden en zitten er tegenwoordig meer Nederlandse kindjes dan voorheen. En dat is best logisch als je ziet dat de bevolkingssamenstelling in de wijk ook verandert. Door de sloop en renovatie van huizen, gaan kinderen weg en komen er andere kinderen voor in de plaats terug. De school is een afspiegeling van de wijk. Van hoe de wijk eruitzien en van hoe de wijk verandert.”
De school is belangrijk voor het werk dat Paul doet. Hij vindt het fijn dat kinderen uit de wijk op verschillende manieren en door verschillende instellingen begeleid worden. “Het fijne is dat de school in nauw contact staat met allerlei professionals, ook met mij dus. Elk kind wordt ‘in de gaten gehouden’ en wanneer er een probleem gesignaleerd wordt, wordt dat probleem of kind met elkaar besproken.”
Paul ziet veel kinderen, na groep acht, hun eigen weg gaan. Maar hij verliest ze niet uit het oog. “Sommige kinderen wel hoor, degenen die bijvoorbeeld verhuizen of naar een middelbare school gaan, ver weg van hier. Maar de meesten blijf ik wel zien. Soms kom ik hun ouders tegen en sommige kinderen komen zelfs naar de container om hun diploma te laten zien. Ja, dat zijn mooie momenten.”
DUIMDROP
“OP DEN DUUR HOUDT HET OP EN ZIJN DE HUIZEN ZO OUD, DAT IK DE WONINGBOUWVERENIGING GELIJK MOET GEVEN DAT ZE ZE PLAT GOOIEN. DE TWEEBOS IS EEN VERPAUPERDE BUURT EN DAT DOET EEN WIJK NIET GOED. ER KOMEN NU NIEUWE HUIZEN EN DAAR HEEFT IEDEREEN RECHT OP.”
Terwijl we naar de Duimdropcontainer lopen, bespreekt Paul alvast met zijn twee jonge stagairs de voorbereidingen voor later in de middag, wanneer de kinderen na school naar de container komen. Dan blijft hij even staan en wijst naar het Afrikaanderpark.
“Vroeger kwam ik zelf als jongere naar het park om te voetballen tegen teams uit andere wijken. Kijk, het is al tien jaar mijn werkplek, maar daarnaast vind ik het gewoon een erg gezellige wijk. Met de markt, de winkels en de mensen. Vroeger was het wel anders hoor. Toen liepen er verslaafden en prostituees in het park rond. Gelukkig is dat nu niet meer het geval. Iedereen kreeg uiteindelijk een plekje, zoals in de Pauluskerk. Je ziet de wijk positief veranderen. Ook de gentrificatie draagt daar aan mee. Op den duur houdt het op en zijn de huizen zo oud, dat ik de woningbouwvereniging gelijk moet geven dat ze ze plat gooien. De Tweebos is een verpauperde buurt en dat doet een wijk niet goed. Er komen nu nieuwe huizen en daar heeft iedereen recht op.”
Het is koud, ook in de, met speelgoed en spelletjes gevulde, container. “Laten we eerst koffiezetten, anders bevries je dood en dat wil ik niet op mijn geweten hebben!”, grapt Paul.
Eigenlijk is het verhaal van Duimdrop allesbehalve grappig. Want Het Rotterdamse college, in de persoon van wethouder Sven de Lange (CDA), wil na 27 jaar afscheid nemen van de ongeveer 20 Duimdropcontainers, verdeeld over vier gebieden, namelijk Noord, Delfshaven, Charlois en Feijenoord. Stichting Buurt- en Speeltuinwerk (BSW) Rotterdam, die de duimdropcontainers beheert, kreeg onlangs te horen dat de gemeente alle Duimdrop-containers in de stad wil sluiten omdat de speelcontainers niet meer de meerwaarde hebben die ze voorheen hadden, aldus de wethouder: “Het aanbod aan voorzieningen en activiteiten op de pleinen en in de wijken is de afgelopen jaren toegenomen: er zijn veel speelplekken en sportveldjes aangelegd. Het stadsbestuur kiest ervoor te investeren in andere ‘prioriteiten’, zoals cultuur en zorg, in plaats van in de Duimdroppen en afgesloten speeltuinen.”
Paul vindt, zoals veel anderen, de argumenten van de wethouder, om Duimdrop weg te bezuinigen, krom. “Toen het nieuws in oktober bekend werd, zorgde dat voor veel ophef en boosheid bij veel Rotterdammers. Verschillende protestacties werden georganiseerd en we hebben ook met ongeveer honderd kinderen bij het stadhuis gedemonstreerd. Niet alleen kinderen, ook ouders en andere betrokkenen, hebben meegedaan. Zo zie je hoe belangrijk men Duimdrop vindt. We lenen niet alleen speelgoed uit. We zijn de ogen en oren van een wijk.”
“JA, ER IS OP DAT VLAK DE AFGELOPEN JAREN VEEL VERANDERD EN DAT IS SPIJTIG. KINDEREN IN WIJKEN ALS DE AFRIKAANDERWIJK HEBBEN GEWOON DAT EXTRA DUWTJE IN DE RUG NODIG.”
De acties hebben ervoor gezorgd dat de containers nog een jaar openblijven. Paul is daar natuurlijk blij mee maar reden om te juichen heeft hij niet. “Het is gewoon uitstel van executie en het doet pijn om te zien dat het stadsbestuur niet inziet hoe belangrijk wij zijn voor een wijk. Weten ze niet hoe belangrijk het is dat kinderen leren met elkaar te spelen? Met elkaar om te gaan? Overigens komen er niet alleen kinderen naar ons toe om speelgoed te lenen of voor onze activiteiten. Ook ouders weten ons te vinden. Ze komen gezellig een kopje koffiedrinken en om lekker met elkaar te kletsen of komen met een hulpvraag. We hebben het over hun kinderen, maar ook over die kinderen die naar het voortgezet onderwijs zijn gegaan. Zo blijf je toch op de hoogte van hoe het met hen gaat. ”
Paul maakt zich zichtbaar zorgen en ik snap dat. De overheid wil graag dat de jeugd zich ontwikkelt en dat iedereen gelijke kansen krijgt daarin. Maar tegelijkertijd worden initiatieven zoals Duimdrop of het buurthuiswerk wegbezuinigd. “Ja, er is op dat vlak de afgelopen jaren veel veranderd en dat is spijtig. Kinderen in wijken als de Afrikaanderwijk hebben gewoon dat extra duwtje in de rug nodig.”
“IK HEB ZELF ALS KIND NOG GELEERD TE SKEELEREN BIJ DUIMDROP. WAAR MOET MIJN DOCHTERTJE DAT NU LEREN?”
Paul heeft nog een belangrijke boodschap voor het stadsbestuur: “Zorg ervoor dat Duimdrop openblijft. Als ze straks hier ook niet meer terecht kunnen, waar ze begeleid worden, in de gaten gehouden, gecorrigeerd worden en waarnaar geluisterd wordt. Waar denk je dat ze dan eindigen? Juist. Op de bank voor de televisie. Veel van deze kinderen zitten niet op een sportvereniging, dus die extra beweging is hard nodig. Of ze gaan doelloos op straat rondhangen. En je weet wat daar de risico’s van kunnen zijn.”
Nadat Paul deze laatste woorden heeft uitgesproken, moest ik denken aan wat wethouder Lange zei. Hij meent dat er al genoeg speelplekken en sportveldjes zijn. Maar op die veldjes zit niet dagelijks de man of vrouw die alle kindjes in de buurt van speelgoed voorziet. De man of vrouw die alles in de gaten houdt en bespreekt met buurtbewoners. Die een pleistertje op je knie plakt wanneer je hard bent gevallen en je vervolgens troost. Die zich zorgen maakt wanneer een kind er onverzorgd uitziet en daar met de ouders over praat. De man of vrouw die ervoor zorgt dat kinderen niet thuis hoeven te blijven. En dat voor 800.000 euro per jaar. Want dat is wat het ophouden van Duimdrop jaarlijks kost. Een greintje. Ik ben bang dat wanneer de Duimdropcontainers verdwijnen, je jaarlijks meer kwijt bent aan vandalisme, overlast of aan toezicht en handhaving. Maar er verdwijnen straks ook veilige plekken voor kinderen om te spelen en te bewegen. En om zich te ontwikkelen. Want van buiten spelen word je vrolijk en blij.
Na het afscheid, als ik langs het park terug naar mijn auto loop, word ik aangesproken door een vrouw die ons eerder zag praten bij de container. Ze vroeg me of het interview over Duimdrop ging. Nog voor ik kon antwoorden, roept ze: “Ik heb zelf als kind nog geleerd te skeeleren bij Duimdrop. Waar moet mijn dochtertje dat nu leren?”
Thuis aangekomen, bleven de woorden en zorgen van die vrouw nog lang hangen in mijn hoofd. En terecht.