Corona gooide twee jaar geleden letterlijk roet in het eten. Daarna hebben alle betrokkenen een onzekere periode gekend, maar we wisten één ding zeker; we wilden de contacten met onze partners en spelers warm wilden houden en we zouden elkaar niet loslaten. En dat, wanneer het weer mogelijk was, we de voorstelling weer op de planken zouden zetten. We organiseerden online-bijeenkomsten om met elkaar in gesprek te gaan, wekelijkse digitale koffiecorners met de spelersgroepen of online-borrels. Ook boden we de spelers workshops en taallessen aan. Omdat we ooit een commitment met elkaar én met de spelers waren aangegaan. Omdat we elkaar niet wilden en zouden loslaten.
Verlangen
Nu, twee jaar later, is de onzekerheid er nog steeds. Niemand had verwacht dat we na zo een lange tijd nog steeds niet zouden weten waar we aan toe zijn. Wat wel en wat niet kan. Deze week zouden we de tournee weer oppakken waar het twee jaar geleden gestopt was. De afgelopen tijd hebben we hard gewerkt om dat mogelijk te maken, met alle beperkingen en corona-aanpassingen van dien. Alles staat klaar. De spelers zijn er klaar voor, alsmede de crew. Je proeft aan alles dat iedereen weer aan de slag wil. Het verlangen bij ons is groot, maar ook bij het publiek. Nu is het een kwestie van wachten. Wachten op groen licht.
We hebben dus niet stilgezeten. Maar tussen de bedrijven door was er constant een fenomeen waar het hele land ook mee te kampen heeft. Namelijk; wachten. Wachten op een nieuwe persconferentie of op je testuitslag. Wachten op perspectief en op duidelijkheid. Wachten op wat theaters zouden beslissen. Wachten op betere tijden.
Perspectief
Niemand houdt van wachten. Daar ga je van zuchten en piekeren en het geeft je een gevoel van onmacht. De controle over tijd ben je allang verloren omdat die beheerst wordt door andere factoren of mensen. Het is een vreselijk gevoel, wanneer je niet weet waar je aan toe bent. Het gemis van enig perspectief kan iemand tot waanzin drijven. En dat is precies waar ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’ over gaat. Over hoe mensen eindeloos moeten wachten op de start van hun asielprocedure. Een asielzoeker wacht soms wel anderhalf jaar voor zijn aanvraag in behandeling wordt genomen. Rodaan al Galidi schreef in zijn boek over de 9 jaar die hij in een AZC zat. “Vanaf het moment dat ik het AZC binnenging, zag ik gezichten met een uitdrukking die ik niet eerder had gezien. (…) Iets wat niet leek op zwaar verdriet, niet op een dodelijke ziekte of op afschuwelijke angst. Iets wat nergens op lijkt. Pas na jaren begreep ik wat het was: het wachten.”
De gevolgen van het eindeloos wachten, zijn te zien maar vooral ook te voelen wanneer je in de zaal zit. Maar dat is ook niet zo moeilijk want wanneer je niets anders kan doen dan wachten, straal je verdriet en teleurstelling uit. In de voorstelling lopen de bewoners van het AZC iedere ochtend naar de receptie om te kijken of er al nieuws is. Of die ene brief van de IND er al is. Hier en daar druipt de wanhoop van het podium en sommigen denken zelfs aan terugkeer naar het land van herkomst. Ondanks de oorlog, onderdrukking of vervolging wat hen daar te wachten zou staan. Dan moet je wel wanhopig zijn.
Onmacht en pijn
Dat eindeloos wachten is iets wat elke asielzoeker helaas moet ondergaan. En gelukkig houden de meesten het dapper vol tot ze wat te horen krijgen. In de afgelopen maanden, wanneer ik merkte dat de onzekerheden en onduidelijkheden mijn eeuwige optimisme ondermijnden, moest ik vaak aan de spelers van de voorstelling én alle vluchtelingen op de wereld denken. Dan vermande ik mezelf en nam een voorbeeld aan hen die, ondanks alle ellende die ze ooit meemaakten en nu hier in het veilige Nederland, soms wel jarenlang moeten wachten op enig perspectief.
Maar het blijft moeilijk. Vooral de onzekerheid en de onmacht die je daardoor bekruipt. Wachten kan pijnlijk zijn. Niet weten wat te doen is een vorm van eindeloos lijden. Maar we moeten wel positief blijven. Juist in deze tijden van onzekerheden. Want wachten wordt gelukkig ook vaak beloond. En dan heb je ook wat.
En daarom zien we jullie graag weer in de theaters!
Foto: Raymond van Olphen