Stel dit is de krant van deze dag, alleen dan in 2024. Ineens valt er een inkijkje in de toekomst door de bus. Of verschijnt op het scherm van je tablet. En op de voorpagina is de kop bijvoorbeeld: Eerste anderhalve meter baby geboren. Met daaronder een artikel hoe een echtpaar dat graag kinderen wil maar, aangezien de man een contactberoep heeft, besloten heeft om op anderhalve meter van elkaar te leven en dus ook kinderen te verwekken. Je leest hoe we over vier jaar leven in een wereld waarin er een trend is ontstaan van geliefden die afstand houden, omdat er nog steeds een virus rond gaat. Hoe voel je je als je dat leest?
Je had natuurlijk gehoopt op een mooie kop. Niets meer over vaccins of besmettingen, maar iets over het herstel van de natuur dat zich sinds 2020 sneller voltrekt dan gedacht. Toenemende biodiversiteit. IJskappen die trager smelten. Of over afnemende armoede. De kloof tussen arm en rijk en slecht en goed opgeleid die eindelijk kleiner wordt. Iets over hoe ons de schellen van de ogen zijn gevallen en we de wereld beter hebben gemaakt.
‘ Regelmatig is het verleden een blauwdruk voor de toekomst’
Het is bijna ondraaglijk om te leven met een toekomstbeeld waarin we slechter af zijn. Hoe donker het er ook uit ziet, we vinden manieren om ons een betere toekomst voor te stellen. Want waarom zou je anders nog doorgaan? Er wordt wel gezegd dat een goede gevangenis altijd een mogelijkheid heeft om te ontsnappen. Daardoor kan je dromen van vrijheid en dat is beter voor de geest.
Regelmatig is het verleden een blauwdruk voor de toekomst (‘Let’s make America great again’). We willen bijvoorbeeld terug naar de tijd zonder maatregelen. Naar de tijd dat de natuur nog geen last had van onze aanwezigheid. En misschien willen sommige mensen zelfs terug naar de tijd dat het heel duidelijk was welke bevolkingsgroep de baas was. Misschien kunnen we ons niet goed genoeg voorstellen hoe het anders kan zijn dan wat we kennen uit het verleden. Of zoeken we naar iets vertrouwds in moeilijke tijden, omdat dat wat we kennen altijd nog te verkiezen is boven het onbekende. Maar we kunnen wel met zekerheid zeggen dat het nooit meer zo wordt zoals het was. Dat heeft de geschiedenis wel bewezen. Hoe moeten we omgaan met de onzekerheid van niet weten wat de toekomst brengt en de behoefte aan hoop?
Voor je het weet staan we als konijnen in de koplampen te dromen van een weg waar geen auto’s rijden. Of zijn we ons zo bewust van de auto’s die er mogelijk kunnen rijden dat we nooit meer durven over te steken. Wellicht zit de sleutel in het besef dat de toekomst ons niet helemaal overkomt. Dat wat we doen ook bijdraagt aan wat er op ons afkomt. En als we eerlijk zijn over waar we bang voor zijn en waarom, we daar ook in kunnen sturen. Of is dat ook alleen maar een idee om een beetje gevoel van controle te krijgen?